In dit artikel staat de eigendom van software centraal en het bijzonder de wijze waarop dit eigendom kan worden beheerd. Onderdeel van de levensloop van een softwareproduct is namelijk de verkrijging van het auteursrecht, die wordt geregeld in de Auteurswet (Aw). Het auteursrecht wordt automatisch toegekend aan de maker, zodra deze een werkende versie van zijn software tot stand heeft gebracht. Gedurende de ontwikkelingsfase kan hij dus al auteursrechthebbende worden: de software is vanaf dat moment zijn intellectuele eigendom. De auteursrechthebbende softwareontwikkelaar heeft het exclusieve recht om de software te exploiteren en kan daarbij aan zijn klanten voorwaarden opleggen bij het gebruik van de software.
Het auteursrecht ontstaat automatisch op het moment dat er een ‘computerprogramma’ in de zin van de Auteurswet tot stand is gebracht. Het recht rust op alle onderdelen van een softwareproduct waarmee een werkend computerprogramma tot stand kan worden gebracht. Daaronder vallen bijvoorbeeld de software in broncode en objectcodevorm, ook als deze nog niet is uitontwikkeld. In zoverre ziet het auteursrecht op het gehele ontwikkelingstraject. Daarnaast kan ook documentatie zoals het Functioneel en Technisch Ontwerp voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Onder voorwaarden geldt dat ook voor de grafische gebruikersinterface, dus de uiterlijke vormgeving van de software.
Beheer eigendom
Het is bij software niet altijd duidelijk wie het auteursrecht bezit. Dat komt allereerst omdat het auteursrecht in bepaalde situatie niet (exclusief) aan de softwareontwikkelaar wordt toegekend. Zo zijn er regels over de verkrijging van het auteursrecht op software die is ontwikkeld met de inzet van externe krachten zoals ZZP-ers en stagiaires: zij kunnen, als er niet wordt geregeld, eigenaar zijn van hetgeen zij ontwikkeld hebben. Het auteursrecht is bovendien deelbaar, wat betekent dat meerdere (rechts)personen eigenaar van een softwareproduct kunnen zijn. Een gedeeld auteursrecht kan bijvoorbeeld ontstaan binnen een samenwerkingsverband.
Het auteursrecht is voor overdracht vatbaar. Met behulp van die overdracht is goed mogelijk om het auteursrecht op software te beheren, bijvoorbeeld door het recht toe te kennen aan de (rechts)persoon waarvan samenwerkende partijen wensen dat deze het recht krijgt. De auteurswet eist dat de overdracht plaatsvindt door middel van een daartoe opgestelde akte, dus een schriftelijk contract. Een softwareontwikkelaar kan in een dergelijk contract bijvoorbeeld afspraken maken met een door hem ingeschakelde externe kracht, waarmee wordt bewerkstelligd dat de rechten op het werk van die kracht worden overgedragen. Een ander voorbeeld is het contractueel creëren van een evenwichtige verdeling van het auteursrecht dat ontstaan is in een samenwerkingsverband tussen verschillende ontwikkelaars.
Ook als de softwareontwikkelaar de software maakt met behulp van alleen eigen arbeidskrachten, kan het zo zijn dat het auteursecht niet op de ‘vermoedelijke’ plek ligt. Dat is met name het geval wanneer organisatie van de softwareontwikkelaar is verdeeld in meerdere vennootschappen, wat gedaan kan zijn om bijvoorbeeld de kans op bestuurdersaansprakelijkheid te beperken. Zo kan een softwareontwikkelaar bestaan uit een holding-, en een exploitatievennootschap. Wanneer de arbeidsovereenkomsten met de arbeidskrachten die de software feitelijk schrijven worden afgesloten door de exploitatievennootschap, wordt aan die vennootschap auteursrechthebbende. Voor de holdingvennootschap geldt dat niet. Het kan wenselijk zijn om het auteursrecht over te hevelen van exploitatievennootschap naar de holding. Dit omdat het exploitatievennootschap is die naast de arbeidskrachten contracten sluit met klanten en toeleveranciers, en waar de risico’s worden gelopen. Na overdracht van het auteursrecht, zal dat veiliger zijn omdat het bijvoorbeeld niet in de boedel valt op het moment dat de exploitatievennootschap failleert.
Wanneer is bepaald waar het auteursrecht op software wordt neergelegd, kan daar de van het auteursrecht afgeleide contracten daarop worden afgestemd. Dat is ook noodzaak, aangezien elke licentie moet worden verleend met toestemming van de auteursrechthebbende. In het voorbeeld van de vorige alinea zal bijvoorbeeld de exploitatievennootschap een licentie moeten krijgen voor het uitvoeren van het onderhoud en de doorontwikkeling van de software en een licentie voor het exploiteren.
Direct betrokkenen bij de beheer van eigendom
De volgende partijen zijn betrokken bij het beheer van het auteursrecht op software:
- De softwareontwikkelaar: de persoon of organisatie waardoor respectievelijk waarbinnen de software wordt ontwikkeld en de door deze persoon of organisatie ingeschakelde werknemers (programmeurs, softwarearchitecten) wiens dienstverband kan worden aangemerkt als een arbeidsrelatie;
- De externe derden (zzp-ers, stagiairs) die worden ingeschakeld door de softwareontwikkelaar bij het ontwikkelingstraject, maar die niet op basis van een arbeidsrelatie hun werkzaamheden uitoefenen;
- Leveranciers van externe (open source) softwarecomponenten waarop een eigen auteursrecht rust;
- De verkrijger: de (rechts)persoon aan wie in het kader van het beheer van het auteursrecht wordt overgedragen;
- De persoon of organisatie die bij het opstellen van de relevante contracten voor en het begeleiden van het beheer van het auteursrecht is betrokken.
Belang gebruikers
De softwaregebruiker verkrijgt, tenzij daar met de ontwikkelaar afspraken over worden gemaakt, niet het auteursrecht op de programmatuur die hij afneemt. In de meeste gevallen krijgt hij slechts een gebruiksrecht op de objectcode van de software. Dat kan anders zijn in het geval van maatwerkprogrammatuur. In maatwerktrajecten komt de overdracht van het auteursrecht op de ontwikkelde programmatuur door de softwareontwikkelaar aan de gebruiker met meer regelmaat voor. Voor die overdracht is ook een akte noodzakelijk. De gebruiker van maatwerksoftware die het daarop rustende auteursrecht wenst te verkrijgen, zal ervoor moeten waken dat die akte aan de wettelijke voorschriften voldoet.
De vestiging van het gebruiksrecht op de software en de overdracht van het auteursrecht moeten met toestemming en medewerking van de auteursrechthebbende plaatsvinden om rechtsgeldig te zijn. Voor de gebruiker, zeker als deze het auteursrecht verkrijgt, is het daarom met het oog op zijn rechtszekerheid van belang dat hij zoveel mogelijk uitsluitsel ontvangt over de vraag of zijn softwareontwikkelaar auteursrechthebbende is of dat de (exploitatie)partij waarmee hij zaken doet, de noodzakelijke toestemming heeft verkregen.
Verbanden in het kader van de softwarelevensloop
Waar het auteursrecht op een softwareproduct ligt, is van betekenis voor het verloop van andere (mogelijke) gebeurtenissen in de levensloop van die software en andersom. Gedacht kan onder andere worden aan:
- Ontwikkelingsfase: bij het gebruik van (open source) softwarecomponenten door deze te implementeren in het softwareproduct, moet de softwareontwikkelaar zich ervan vergewissen dat hij hiervoor toestemming heeft en de voorwaarden die bij die toestemming zijn verleend, in acht neemt.
- Exploitatiefase: de software mag alleen worden geëxploiteerd door of met toestemming van de auteursrechthebbende.
- Vestigen pandrecht: het is mogelijk om op het auteursrecht op software een pandrecht te vestigen, bijvoorbeeld ten behoeve van de partijen die in het ontwikkelingstraject hebben geïnvesteerd. Dit pandrecht kan alleen worden gevestigd door de auteursrechthebbende, anders is het pandrecht waardeloos.
- Broncode-escrowregeling: als onderdeel van een broncode-escrowregeling, wordt ten behoeve van de continuïteit van de gebruiker een kopie van de broncode van het softwarepakket in bewaring gegeven aan een betrouwbare derde partij. Dit is alleen legaal wanneer dit met toestemming van de auteursrechthebbende gebeurt.
- Overdracht auteursrecht op de software: ook de overdracht van het auteursrecht op een broncode kan alleen plaatsvinden op het moment dat de juridisch eigenaar van de broncode de partij is die deze overdracht bewerkstelligt.
De onder punt 2 tot en met 5 beschreven gebeurtenissen zullen in het vervolg van dit boek uitvoeriger worden besproken.
De IT-Jurist is uitgerust met de kennis en middelen om een softwareontwikkelaar te ondersteunen bij het beheer van (intellectuele) eigendommen. Allereerst is De IT-Jurist in staat om het houderschap van het auteursrecht vast te stellen, iets wat noodzakelijk is om het (intellectueel) eigendom van software te beheren.
Dit titelonderzoek wordt uitgevoerd omdat de eigendomsverhoudingen met betrekking tot het auteursrecht gecompliceerd kunnen zijn en een auteursrechtclaim daardoor niet altijd gerechtvaardigd is. Zo kan het onduidelijk zijn hoe het makerschap ligt als het werk bijvoorbeeld is geschreven is buiten een dienstverband, of als delen van de code zijn betrokken van andere partijen en er gekeken moet worden of er wel daadwerkelijk sprake was van een overdracht, en er kan sprake zijn van een gemeenschappelijk auteursrecht als het gaat om een samengesmolten geheel, waarbij de individuele bijdragen niet meer te onderscheiden zijn.
In het kader van het titelonderzoek wordt voorts nagegaan welke personen de broncode hebben geschreven of anderszins betrokken zijn geweest bij de ontwikkeling van de software. Als dit eigen werknemers van de softwareontwikkelaar zijn geweest, wordt er gekeken naar het arbeidscontract of het makerschap bij de leverancier is komen te liggen. Gaat het om gedetacheerden, dan zal er naar de detacheringsovereenkomst gekeken moeten worden. Maar het zou ook kunnen gaan om een overeenkomst van opdracht of een andere contractsvorm waarbij het werk is uitbesteed. In al deze gevallen moeten de onderliggende overeenkomsten bekeken worden om te kijken hoe de eigendomsverhoudingen eruit zien. Als gedeelten van de broncode van een externe partij zijn betrokken, dan moet gekeken worden of er een akte van overdracht is. Wanneer deze externe code gebruikt wordt onder open source voorwaarden, dan moet worden onderzocht in hoeverre wordt voldaan aan die voorwaarden. Tot slot wordt ook geïnventariseerd of de code in licentie is gegeven aan derden en hoe dat is gedaan.
Mocht er onduidelijkheid zijn over de eigendomsverhoudingen, dan kunnen problemen voorkomen worden door de partijen die eventueel een aanspraak maken op de code aan te spreken en proberen overeen te komen dat, mochten ze een aanspraak kunnen maken, ze afstand doen van hun rechten. Op die manier kan ervoor worden gezorgd dat het eigenaarschap volledig bij de softwareontwikkelaar komt te liggen. Daarbij kan De IT-Jurist rekening houden met de vennootschapsverbanden die deel uitmaken van de organisatie van de softwareontwikkelaar. Geregeld kan bijvoorbeeld worden dat de exploitatie en de ontwikkeling van de software worden verzorgd door een exploitatie- en een ontwikkelingsvennootschap, terwijl het auteursrecht in een separate IE-holding wordt ondergebracht.
Wilt u meer weten over dit onderwerp, neem dan contact met ons op.