Wanneer ben je auteursrechthebbende?
27 juli 2014

In veel van de gevallen waarin er een werk wordt gemaakt dat auteursrechtelijke bescherming verdient is het duidelijk wie bevoegd is om deze bescherming in te roepen. Deze persoon is in die degene die het werk heeft gecreëerd. In de Auteurswet (Aw) wordt hij maker genoemd. Gedacht kan worden aan de schrijver van een tekst, de componist van een muziekstuk of de fotograaf die een foto heeft genomen. Het is echter ook mogelijk dat het auteursrecht niet toekomt aan degene die de creërende handelingen heeft verricht, maar aan een ander. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het geval waarin de werknemer een werknemer in het kader van zijn dienstbetrekking een werk maakt. Het auteursrecht wordt in die gevallen – tenzij anders afgesproken – toegekend aan zijn werkgever.

In dit artikel worden verschillende situaties waarin de maker van het werk niet het auteursrecht krijgt besproken. Achtereenvolgens wordt gekeken naar de (positie van de) auteursrechthebbende bij 1) verzamelwerken, 2) werken die naar het ontwerp en onder leiding en toezicht van een ander tot stand zijn gekomen, 3) werken die tijdens in het kader van een werkgever-werknemerrelatie worden gemaakt, 4) werken afkomstig van een rechtspersoon en 5) anoniem of onder pseudoniem vervaardigde werken. Hierna wordt specifieke aandacht besteed aan de vragen rond het auteursrecht dat op software rust die door meerdere partijen in samenwerking is ontwikkeld. Tot besluit is er aandacht voor de rol die IT-notaris kan spelen in het oplossen van de onduidelijkheid die door de veelvoud aan mogelijkheden kan ontstaan.

Verzamelwerk

Een verzamelwerk is een werk dat bestaat uit afzonderlijke werken van één of meer auteurs. Deze afzonderlijke werken zijn door één van hen of door een derde samengevoegd tot een nieuw werk (het verzamelwerk). Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld dagbladen, tijdschriften, encyclopedieën of websites waarmee teksten van meerdere auteurs (m.a.w. meerdere makers) gebundeld openbaar worden gemaakt. Het verzamelwerk moet om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen wel voldoende oorspronkelijk zijn. Dat wil zeggen dat bij het samenstellen sprake moet zijn van creativiteit. Het verzamelwerk moet getuigen van keuzes die berusten op de eigen persoonlijke smaak of voorkeur van de verzamelaar.

Artikel 5 Aw bevat de regeling voor de auteursrechtelijke bescherming van verzamelwerken. Degene onder wiens leiding en toezicht het gehele werk tot stand gebracht is, of degene die de verschillende werken verzameld heeft, wordt als maker van het verzamelwerk aangemerkt. Deze persoon bezit dus de auteursrechten op het verzamelde werk. Het auteursrecht op ieder afzonderlijk werk blijft echter onverminderd bestaan, en komt toe aan de verschillende makers ervan. Deze rechten worden dus niet (automatisch) overgedragen op de verzamelaar.

Er bestaan twee categorieën verzamelwerken. Onder de eerste categorie vallen de verzamelwerken waarvan de afzonderlijke werken reeds openbaar zijn gemaakt voordat zij werden opgenomen in het verzamelwerk. Daarnaast zijn er verzamelwerken waarin werken zijn bijeengebracht die nog niet eerder openbaar zijn gemaakt. In beide gevallen kan de maker van een afzonderlijke werk zich verzetten tegen het zonder zijn toestemming verveelvoudigen en/of openbaarmaken van zijn afzonderlijke werk. Ook de maker van het gehele verzamelwerk hiertoe bevoegd. Laatstgenoemde kan hier naast ook optreden tegen deze handelingen wanneer ze het gehele verzamelwerk of meerdere onderdelen ervan betreffen. Het verschil tussen de categorieën bestaat echter uit het feit dat de maker van een afzonderlijk werk dat nog niet eerder is openbaar gemaakt zijn eigen werk niet mag verveelvoudigen en/of openbaarmaken zonder het verzamelwerk hierbij als bron te noemen. Van deze regeling kan wel contractueel worden afgeweken.

Ontwerp, leiding en toezicht

Wanneer een werk tot stand is gebracht naar het ontwerp van een ander en onder diens leiding en toezicht, wordt deze andere persoon als maker van dat werk aangemerkt (artikel 6 Aw). Zo komt het auteursrecht op een bouwwerk toe aan de architect die het bouwwerk ontworpen heeft. Degenen die (in opdracht van de bedenker) uitvoering geven aan een idee of ontwerp verkrijgen dus in beginsel geen auteursrecht.

Uiteraard bestaat de mogelijkheid dat bij het tot stand brengen van het uiteindelijke werk de uitvoerende personen op bepaalde gebieden naar eigen inzicht kan handelen. Zo kan de aannemer die het ontwerp van de architect realiseert kiezen voor het op een creatieve manier aanbrengen van bijvoorbeeld de badkamertegeltjes. Hij is op dat moment naast uitvoerder ook geestelijk schepper. Komt hem op dat moment ook een auteursrecht toe? Artikel 6 Aw spreekt van twee mogelijkheden. Wanneer de ontwerper zijn medewerkers door zijn leiding en toezicht zodanig heeft geïnspireerd dat bij hen niet van een eigen schepping kan worden gesproken komt het auteursrecht uitsluitend aan de ontwerper toe. Is van een dergelijke situatie geen sprake is dan verkrijgen de uitvoerende medewerkers naast de ontwerper ook een auteursrecht waarmee hun creatieve prestatie wordt beschermd.

Het kan in het laatste geval zo zijn dat de bijdragen van de ontwerper en de uitvoerende makers een ondeelbaar werk vormen. Hiervan zal in het hierboven geschreven geval van de architect en de aannemer vaak sprake zijn. Het badkamertegeltjesmotief kan namelijk niet van het gebouw worden gescheiden zonder dat een van beide werken beschadigd wordt. In een dergelijk geval komt het auteursrecht toe aan de makers gezamenlijk. Dit auteursrecht ziet op het complete werk. Het kan daarnaast ook zo zijn dat het delen van verschillende werken wel mogelijk is. De verschillende bijdragen horen dan wel bij elkaar en deze zijn op elkaar aangepast. Zij zijn echter niet samengegroeid tot één ondeelbaar werk. Elke maker van een afzonderlijk deel krijgt op dat moment een eigen auteursrecht.

Werkgeversauteursrecht

Zoals in de inleiding van dit artikel reeds is genoemd bestaat de mogelijkheid dat een werk in dienstverband wordt gemaakt. De vraag hierbij is of het auteursrecht in dat geval toekomt aan de werknemer die de creatieve prestatie verricht heeft, of aan zijn werkgever. Het auteursrecht heeft voor deze situatie de figuur van het fictieve makerschap in het leven geroepen. Dat wil zeggen dat de werkgever wordt geacht rechthebbende te zijn vanaf het moment dat het werk is ontstaan (artikel 7 Aw). Het is dus niet nodig dat de werknemers daadwerkelijk het auteursrecht overdragen aan de werkgever.

Er moet echter wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan, wil de werkgever als auteursrechthebbende van het werk worden aangemerkt. De werknemer moet een eigen creatieve prestatie verrichten en niet slechts uitvoeringswerkzaamheden. Wanneer sprake is van dat laatste wordt de werkgever op grond van het hierboven besproken art. 6 Aw als zelfstandige en enige maker de auteursrechthebbende.

Naast het verrichten van een eigen creatieve prestatie moet er sprake zijn van een al dan niet tijdelijke dienstbetrekking. Op het aannemen van werk of het verrichten van enkele diensten op freelancebasis is artikel 7 Aw bijvoorbeeld niet van toepassing. De creatieve prestatie moet daarnaast het resultaat zijn van het uitvoeren van de taken die de werknemer door zijn werkgever opgedragen heeft gekregen. Het is echter niet vereist dat de werkgever gedetailleerde aanwijzingen geeft bij de totstandkoming van het werk. Een algemene taakomschrijving is voldoende.

Werken afkomstig van een rechtspersoon

Artikel 8 Aw bepaalt dat rechtspersonen (bijvoorbeeld vennootschappen, verenigingen en stichtingen) in bepaalde omstandigheden moeten worden beschouwd als de maker van een werk. Daarvoor is vereist dat de rechtspersoon rechtmatig als van haar afkomstig openbaar maakt. De rechtspersoon bestempelt op dat moment dus niet een natuurlijk persoon als maker van het werk. Het recht van de rechtspersoon om deze handelingen zal vaak voortvloeien uit de toepasselijkheid van artikel 5, 6 of 7 Aw. De werkgever als bedoeld in art. 7 Aw kan bijvoorbeeld heel goed een organisatie zijn die rechtspersoonlijk bezit. Dit betekent dat artikel 5 tot en met 8 Aw in hun onderlinge samenhang moeten worden gelezen en uitgelegd.

Anoniem of onder een pseudoniem vervaardigde werken

Artikel 9 Aw regelt de bescherming van een anoniem of een onder pseudoniem verschenen werk. Dit artikel beoogt de maker, die zijn (ware) naam niet bekend wenst te maken, toch auteursrechtelijke bescherming van zijn prestaties te verlenen. Hij heeft immers wel een auteursrecht, maar kan dit niet uitoefenen omdat hij zichzelf dan bekend zou maken. Het is immers voor hem niet mogelijk om degene die een inbreuk maakt op zijn auteursrecht anoniem in rechte te betrekken: hij zal zijn eigen naam dan bekend moeten maken.

Om te voorkomen dat de anonieme maker niet de volledige vruchten kan plukken van de aan hem toegekende auteursrechtelijke bescherming verkrijgt de in zijn werk vermelde uitgever of drukker het recht om de auteursrechten uitoefenen. In tegenstelling tot de hierboven besproken artikelen is er dus geen sprake van de automatische overdracht van een auteursrecht en/of van een gezamenlijk auteursrecht.

Samenwerkingsverbanden bij de ontwikkeling van software

In de ICT-sector komt het veel voor dat door meerdere partijen in een samenwerkingsverband software wordt ontwikkeld. De samenwerking kan op meerdere manieren gestalte hebben gekregen. Partijen kunnen gelijkwaardige werkzaamheden verrichten, maar zij kunnen dat ook doen vanuit een verhouding waarin de één opdrachtgever is en de ander opdrachtnemer. In de praktijk is gebleken dat een samenwerkingsverband vaak leidt tot onduidelijkheden rond het bezit van het auteursrecht dat rust op de software. Op grond van de Auteurswet worden aan de partijen bij de samenwerking niet altijd dezelfde rechten toegekend. Dit is de afhankelijk van de aard van de samenwerking. Hierdoor kan het voorkomen dat op grond van de auteursrecht slechts één partij rechthebbende is, terwijl een andere partij ook aanzienlijk heeft geïnvesteerd in de totstandkoming van de software.

Wanneer de samenwerking tot tevredenheid verloopt, is er vaak niets aan de hand. Op het moment dat bijvoorbeeld onenigheid ontstaat, is het echter mogelijk dat een partij met lege handen komt te staan. Dit is namelijk het gevolg van het feit dat voordat zij het samenwerkingsverband aangaan, de partijen onvoldoende afspraken hebben gemaakt over de verdeling van het auteursrecht. Het is daarom verstandig om reeds bij het opzetten van de samenwerking een gezamenlijk een antwoord te formuleren op de vragen rond de verdeling van de auteursrechten. Ook moet, daarmee samenhangend, worden afgesproken of alle partijen de beschikking krijgen over de broncode van de software. Wie heeft bijvoorbeeld het recht om de software te exploiteren? Welke verplichtingen hebben partijen over en weer wanneer de samenwerking wordt beëindigd? Omdat het auteursrecht slechts bij akte kan worden overgedragen moeten de afspraken hieromtrent in een schriftelijke overeenkomst worden vastgelegd.

De IT-Jurist

Uit het voorgaande is gebleken dat het niet altijd even duidelijk is aan wie een auteursrecht toekomt. Dit is het gevolg van de uitgebreide mogelijkheden die de wetgever heeft gecreëerd voor het verwerven van het makerschap. Het is daarom raadzaam om vast te leggen aan wie het toekomt om de aan het auteursrecht verbonden rechten uit te oefenen. De IT-Jurist kan hierin de verschillende partijen bijstaan. Ook kan hij de gemaakte afspraken registreren en/of bewaren, zodat er ook in de toekomst helderheid is.

Tags

Neem contact op

Meer informatie of een afspraak maken? Bel 050-5344574 of laat hier een bericht achter via ons contactformulier.

Ook interessant om te lezen